Deze pagina biedt aanvullende informatie over het onderzoeksprogramma en geeft antwoord op een aantal veelgestelde vragen. Heeft u nog andere vragen, neem dan contact op via info@ind45-50.nl.

1. Resultaten

Mag ik bij de presentatie aanwezig zijn?

Vanwege de coronamaatregelen zal de presentatie uitsluitend online zijn. Het wordt een uitzending zonder enig publiek.

Moet ik een boek kopen om de resultaten te lezen?

Dat kan, maar hoeft niet. Alle boeken die uit dit onderzoeksproject voortkomen worden enkele weken na publicatie gratis via open access digitaal beschikbaar gesteld. Zie hiervoor https://aup.nl/odgoi. U hoeft dus niet te betalen om de resultaten te lezen. Een samenvatting van de resultaten van het onderzoek vindt u hier.

Kan ik de resultaten ook in het Engels lezen?

Een deel van de boeken verschijnt ook in het Engels, waaronder het slotwerk Over de grens en het boek over de Bersiap. Zie voor alle verschijningsdata de website van de uitgever, Amsterdam University Press.

Worden de resultaten ook in Indonesië gepubliceerd?

Een deel van de boeken waaronder het slotwerk Over de grens zal ook in het Indonesisch verschijnen bij een Indonesische uitgeverij. Aan de vertaling wordt momenteel gewerkt.

Waar kan ik de resultaten van dit onderzoek vinden?

Een samenvatting van de resultaten vindt u hier. Een uitgebreide versie is te vinden in het slotwerk Over de grens. Ook over de deelstudies zullen bij Amsterdam University Press boeken verschijnen. Voor een overzicht, zie https://aup.nl/odgoi.

2. Voorgeschiedenis en opzet van het onderzoek

Heeft de regering opdracht gegeven tot dit onderzoek?

De Nederlandse regering besloot in 2016 in deze brief dat er nader onderzoek naar het optreden van de Nederlandse krijgsmacht moest worden verricht. Daarvoor konden voorstellen worden ingeleverd. Als die voorstellen overtuigend waren, zou de regering daarvoor subsidie verlenen. Het kabinet besloot in deze brief om deze onderzoeksplannen van het NIOD, NIMH en KITLV te financieren. Het is dus geen opdrachtonderzoek, maar gesubsidieerd onderzoek. Het verschil is dat een subsidiegever zich na het verstrekken van het geld nergens meer mee bemoeit, terwijl bij opdrachtonderzoek de opdrachtgever een veel grotere rol speelt. Een opdrachtgever bepaalt bijvoorbeeld de formulering van de onderzoeksvraag. Bij opdrachtonderzoek is de opdrachtgever ook 'eigenaar' van de resultaten. Dat was bij dit onderzoeksprogramma allebei niet aan de orde.

Hoe objectief is dit onderzoek?

Het onderzoek is een wetenschappelijk onderzoek, wat betekent dat de onderzoekers zich aan de regels van wetenschappelijke integriteit moeten houden. Zij moeten eerlijk, zorgvuldig, transparant, onafhankelijk en verantwoordelijk werken. Dat is wat objectiviteit inhoudt: objectiviteit heeft betrekking op de werkwijze. Dat betekent niet dat er aan het eind van een onderzoek geen verschillen van inzicht kunnen zijn. Naast de onderzoekers die aan dit programma meewerken is er een onafhankelijke internationale Wetenschappelijke Adviescommissie ingesteld. Zij hebben tijdens het hele onderzoek de wetenschappelijke kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen en resultaten gecontroleerd.

Waarom doen jullie dit onderzoek?

De drie instituten doen dit onderzoek omdat zij vinden dat deze belangrijke en ingewikkelde geschiedenis beter in kaart moet worden gebracht. Dat is belangrijk voor de wetenschappelijke kennis over het verleden, maar ook voor de maatschappelijke discussies en voor verschillende groepen in de samenleving. De geschiedenis van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog leeft nog altijd sterk, zowel in Nederland als in Indonesië. 

Doen jullie dit onderzoek om te oordelen over de KNIL/veteranen?

Het doel van het onderzoek was niet om te oordelen over bepaalde groepen, maar om het Nederlandse militaire optreden in Indonesië in de jaren 1945-1949 verder te analyseren en verklaren, met ruime aandacht voor de historische, politieke en internationale context. De nadruk lag in het bijzonder op het gebruik van extreem geweld door de Nederlandse krijgsmacht en de gevolgen daarvan, en de vraag in hoeverre toentertijd en later voor dit extreem geweld politiek en juridisch verantwoording is afgelegd.

Komt dit onderzoek niet te laat?

Dit onderzoek komt inderdaad laat, maar we moeten ook niet vergeten dat er toch ook al veel was onderzocht. In dit onderzoek gaat het erom alle kennis bijeen te brengen en onbekende hoofdstukken in te vullen. Dat neemt niet weg dat je zou kunnen zeggen, dat sommige kwesties eigenlijk al in die tijd zelf uitgezocht hadden moeten worden.

Wisten we deze resultaten niet al?

Voordat dit onderzoeksprogramma begon, was er al heel veel onderzoek gedaan. Het onderzoeksprogramma heeft voortgebouwd op wetenschappelijk werk dat sinds 1970 geproduceerd is. Ten eerste wilde dit onderzoeksprogramma het bestaande onderzoek bij elkaar brengen. Ten tweede zijn onderbelichte thema’s nader onderzocht, zoals de werking van de inlichtingendiensten, de inzet van zware wapens, het extreme geweld tijdens de Bersiap-periode, het optreden van justitie en de communicatie vanaf het strijdterrein naar Den Haag. Ook is beter gekeken naar de internationale politieke dynamiek en zijn vergelijkingen gemaakt met andere dekolonisatieoorlogen. Het samenbrengen van dit nieuwe onderzoek met het bestaande onderzoek heeft geleid tot een completer, diepgaander beeld van deze geschiedenis. 

Is dit onderzoek niet partijdig?

Het onderzoek wordt gedaan volgens de maatstaven van wetenschappelijk onderzoek, zoals geformuleerd door de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Daarbij staan onafhankelijkheid, onpartijdigheid en integriteit voorop. Dat betekent niet dat er aan het eind van een onderzoek geen verschillen van inzicht kunnen zijn.

Doet Indonesië ook een onderzoek naar Indonesisch geweld?

In het project Regionale Studies hebben Nederlandse en Indonesische onderzoekers samen onderzoek gedaan naar allerlei aspecten van de oorlog en revolutie, waaronder (extreem) geweld, ook aan Indonesische zijde. Maar er bestaat geen gelijksoortig onderzoeksprogramma in Indonesië. Dat is niet zo vreemd: dit programma komt in de eerste plaats voort uit de worsteling van Nederland met zijn koloniale verleden, in het bijzonder het extreme geweld tegen de Indonesische bevolking dat opkwam voor haar vrijheid. 

Heeft de regering bepaald wat jullie onderzoeken?

De regering heeft in deze brief in algemene termen het kader aangegeven waaraan een te subsidiëren onderzoek zou moeten voldoen. Dit kader vormde het vertrekpunt van het programma. Vanaf het moment van toekenning van de subsidie heeft de regering zich op geen enkele manier meer inhoudelijk bemoeid met het onderzoek.

Hebben jullie tijdens het onderzoek contact gehad met betrokkenen in de samenleving?

Ja. De onderzoeksgroep is zich sterk bewust van de gevolgen die dit onderzoek kan hebben voor groepen in de samenleving. Daarom is er een Maatschappelijke Klankbordgroep ingesteld. Dit is een groep vertegenwoordigers van verschillende organisaties in Nederland die zich bezighouden met de herdenking en herinnering van oorlog. De leden van de klankbordgroep hebben de programmaleiding en de onderzoekers gevraagd en ongevraagd geadviseerd met het doel de verschillende perspectieven op het verleden zoveel mogelijk recht te doen. De leden zijn tijdens het gehele onderzoeksprogramma steeds geïnformeerd over de voortgang van de diverse projecten en zo goed mogelijk meegenomen in de uitkomsten ervan. 

3. Medewerkers en deelnemers

Wie werken er mee met dit onderzoek?

Het onderzoek is uitgevoerd door bijna dertig vaste en tijdelijke medewerkers van drie instituten, het NIOD Instituut voor Oorlogs, Holocaust en Genocidestudies, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW) en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Daarnaast is er een onderzoeksgroep in Indonesië, die samen met Nederlandse onderzoekers werken aan het project Regionale Studies. Onderzoekers van het programma werkten in een themagroep op het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) samen met internationale experts. Ook zijn er tientallen onderzoeksassistenten en stagiaires bij het programma betrokken geweest. De namen van alle medewerkers staan in onze fact sheet.

Hebben jullie veteranen gevraagd mee te werken?

Er zijn vele tientallen veteranen en Indische Nederlanders bij het onderzoek betrokken, met name in het project Getuigen & Tijdgenoten. Ook voor andere projecten zijn veteranen geïnterviewd, of is gebruik gemaakt van hun dagboeken, memoires, brieven en  fotoboeken.

Hebben jullie de Indische gemeenschap bij het onderzoek betrokken?

Er zijn vele tientallen veteranen en Indische Nederlanders bij het onderzoek betrokken, met name in het project Getuigen & Tijdgenoten. Ook voor andere projecten zijn Indische Nederlanders en veteranen geïnterviewd, of is gebruik gemaakt van hun dagboeken, memoires, brieven en  fotoboeken.

Hebben jullie met Indonesië samengewerkt?

Er is veel samengewerkt met Indonesische historici. Het project Regionale Studies was een gezamenlijk project, waaraan twaalf Indonesische en vijf Nederlandse onderzoekers deelnamen. Samenwerking vond ook plaats in andere projecten, zoals Getuigen & Tijdgenoten en het project over de Bersiap-periode. Een deel van de boeken gaat ook verschijnen in het Indonesisch. Ten slotte schreef de vooraanstaande Indonesische historicus Hilmar Farid het nawoord bij het overzichtswerk Over de grens.

Wie leidt het onderzoek? Wie is er verantwoordelijk?

Het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van drie instituten, het NIOD Instituut voor Oorlogs, Holocaust en Genocidestudies, Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW)en Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Het NIOD was penvoerder en daarmee verantwoordelijk voor de praktische uitvoering.

4. Inhoud van het onderzoek

Waarom onderzoeken jullie alleen Nederlands geweld?

Het onderzoeksprogramma kwam voort uit de in Nederland levende behoefte om meer te weten over de aard van het Nederlandse militaire optreden in Indonesië en het gebruik van extreem geweld in het bijzonder. Dat was van het begin af aan het hoofddoel en daarvoor heeft de regering subsidie gegeven. Wel zou er ruime aandacht zijn voor de historische context: dat betekent dat ook (extreem) geweld door andere partijen op allerlei plaatsen aan de orde komt, onder meer in het boek over het extreme geweld in de eerste fase van de Indonesische revolutie, in Nederland bekend als de 'Bersiap-periode'. U kunt hier meer lezen over de oorspronkelijke opzet van het onderzoek.

Wat onderzoeken jullie precies?

Het doel van dit onderzoek was altijd om  de aard van het Nederlandse militaire optreden in Indonesië in de jaren 1945-1949 nader te analyseren en te verklaren, met ruime aandacht voor de historische, politieke en internationale context, maar ook de politieke en maatschappelijke nasleep van de oorlog. De focus van het programma lag in het bijzonder op het gebruik van extreem geweld door de Nederlandse krijgsmacht en de gevolgen daarvan, en de vraag in hoeverre toentertijd en later voor dit extreem geweld politiek en juridisch verantwoording is afgelegd. Deze vragen lagen aan de basis van de keuze voor de verschillende deelprojecten, zoals geformuleerd in het programma dat in 2017 door de regering is gehonoreerd.

Zijn er oorlogsmisdaden gepleegd?

Dit project is een historisch onderzoek. Wij beschrijven de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden maar verbinden daar in onze conclusies geen juridische betekenis aan. 'Oorlogsmisdaden' is zo’n term met een sterke juridische betekenis. Wij hebben gekozen voor een bredere benadering en gebruiken de overkoepelende term 'extreem geweld', voor een heel scala aan gewelddaden gericht tegen burgers of tegen militairen of strijders die na hun gevangenneming of overgave werden ontwapend. Voorbeelden hiervan zijn marteling, executie zonder proces, mishandeling, verkrachting, plundering, gewelddadige represailles zoals het platbranden van kampongs en het neerschieten van burgers, of massadetentie. Maar ook bijvoorbeeld acties waarbij militairen intensiever en langduriger op aanvallers vuurden dan noodzakelijk was.

Kan ik via dit onderzoek informatie krijgen over mijn familieleden in Indonesië/het Nederlandse leger?

Wie iets wil weten over bijvoorbeeld familieleden, zal zich moeten richten tot de collecties en archieven van het NIMH, het NIOD, of een andere instelling. Dit onderzoek gaat niet over individuele burgers en militairen. Voor meer informatie over de persoonsdossiers van militairen die hebben gediend bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) kunt u contact opnemen met de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (www.saip.nl, 045-5793058). 

Onderzoeken jullie ook het lot van Nederlanders tijdens de Bersiap periode?

Ja. Eén van de projecten is geheel gewijd aan het extreme geweld in de eerste fase van de Indonesische Revolutie, in Nederland bekend als de 'Bersiap-periode'. De samenvatting daarvan is ook te vinden in het slotwerk Over de grens. Het boek over de Bersiap-periode verschijnt dit voorjaar.

Onderzoeken jullie ook het Indonesisch geweld?

Het onderzoeksprogramma kwam vooral voort uit de behoefte meer te weten te komen het Nederlandse militaire optreden in Indonesië en het gebruik van extreem geweld in het bijzonder. Dat optreden wordt wel in zijn historische context geplaatst. Dat betekent dat ook (extreem) geweld door andere partijen, waaronder aanhangers van de Republiek, op allerlei plaatsen in de studies aan de orde komt, onder meer in het boek over het extreme geweld in de eerste fase van de Indonesische Revolutie, in Nederland bekend als de 'Bersiap-periode'. 

Waarom is er gekozen om 17 augustus aan te houden als datum voor de onafhankelijkheid van Indonesië?

Op 17 augustus 1945 verklaarde Indonesië zich onafhankelijk. Pas na de formele soevereiniteitsoverdracht door Nederland in december 1949 werd deze onafhankelijkheid ook juridisch internationaal algemeen erkend (al hadden verschillende landen dat al veel eerder gedaan). Maar ook al werd deze onafhankelijkheid nog niet door iedereen erkend, in de praktijk onderhandelden allerlei landen, óók Nederland, met de Republiek. Nederland erkende ook dat de Republiek feitelijk grote delen van Indonesië bestuurde. En Nederland mocht dan halsstarrig volhouden dat het geen oorlog voerde, omdat Indonesië als ‘land’ officieel niet bestond (vandaar de term 'politionele actie') , de rest van de wereld keek er wel zo naar. Ten slotte heeft ook de Nederlandse regering in 2005 erkend dat ze 17 augustus 1945feitelijk erkent als de geboorte van de Republiek. Daarmee erkende Nederland óók met terugwerkende kracht de Indonesische onafhankelijkheidsdatum van 17 augustus 1945, al kon ze daarmee de juridische geschiedenis niet ongedaan maken.

Hebben jullie ooggetuigen gesproken?

Ja. In het onderzoek komen Nederlandse en Indonesische getuigen en tijdgenoten ruim aan bod: een van de boeken is daar zelfs helemaal aan gewijd. Daarnaast is in het onderzoek veel gebruik gemaakt van grote verzamelingen eerder gemaakte interviews, dagboeken en brieven van ooggetuigen.

Zijn alleen Nederlandse bronnen geraadpleegd? Zijn er ook bronnen in het buitenland geraadpleegd?

Voor een groot deel van het onderzoek waren de Nederlandse archieven het belangrijkst. Maar er zijn voor verschillende deelprojecten ook stukken uit buitenlandse archieven bekeken, zoals in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Frankrijk. En natuurlijk zijn er schriftelijke en mondelinge bronnen in Indonesië geraadpleegd. Dat geldt voor het gemeenschappelijke project van Indonesische en Nederlandse historici (Regionale Studies), maar ook voor andere projecten. 

Maar het archiefonderzoek in Indonesië was niet gemakkelijk. Buitenlandse onderzoekers konden de laatste jaren moeilijk aan een visum komen om onderzoek in officiële Indonesische archieven te verrichten. Toch heeft het onderzoeksprogramma veel Indonesisch archiefmateriaal kunnen inzien, onder meer door de samenwerking met Indonesische historici en onderzoeksassistenten en de grote hoeveelheid Indonesisch materiaal die zich in Nederland bevindt. Vanaf maart 2020 werd het reizen tussen Nederland en Indonesië onmogelijk door COVID-19. Ook toen is het raadplegen van Indonesische schriftelijke en mondelinge bronnen voortgezet met behulp van onderzoekers ter plaatse.
 

Hebben de Indonesische onderzoekers hun werk onafhankelijk kunnen doen?

De Indonesische onderzoekers hebben hun werk in alle vrijheid kunnen doen. Zij werkten onder de vleugels van de universiteit Universitas Gadjah Mada (UGM) in Yogyakarta.

5. Financiering van het onderzoek

Waarom kostte dit onderzoek 4,1 miljoen?

Het onderzoek kostte ongeveer 6,4 miljoen euro, waarvan 4,1 miljoen euro werd gesubsidieerd door de regering en de rest door de instituten zelf werd betaald. De drie instituten die het onderzoek uitvoerden, gebruikten het geld om speciaal voor dit programma tijdelijk extra onderzoekers aan te trekken. Alle onderzoeksinstituten en universiteiten werken zo: ze krijgen een vast bedrag van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, maar voor speciale projecten moeten ze extra geld aanvragen, van de overheid, bedrijven, Nederlandse en Europese onderzoeksfondsen.  

Wat hebben jullie precies met dit geld gedaan?

De regeringssubsidie is vooral besteed aan het aannemen van gespecialiseerde onderzoekers en de uitvoeringskosten van het onderzoeksprogramma. 

Wie betaalt dit onderzoek?

De kosten van het onderzoeksprogramma zijn voor een belangrijk betaald uit de subsidie die de regering in 2017 toekende (4,1 miljoen). Daarnaast hebben de instituten zelf naar schatting 2,3 miljoen bijgedragen, vooral om salarissen van onderzoekers en ander personeel te betalen.

6. Gevolgen van het onderzoek

Komen er nu rechtszaken?

Dit is een historisch onderzoek. Wij weten niet of er rechtszaken komen of wat de politiek met de resultaten van dit onderzoek gaan doen. Wij gaan daar ook niets over zeggen of adviseren.

7. Overig

Nu ik over jullie onderzoek lees, bedenk ik me dat ik nog een dagboek / brieven / spullen uit die periode heb, wat kan ik daarmee doen?

Het loket Getuigen & Tijdgenoten ontvangt nog graag uw materiaal over de periode 1945-1950 in Indonesië. U kunt contact met hen opnemen via het e-mailadres getuigen@ind45-50.nl, of per post: Getuigen & Tijdgenoten, p/a NIOD Herengracht 380, 1016 CJ Amsterdam. 

Links naar documenten

Onderzoeksprogramma (209.91 KB)