Anne-Marie Visser besloot dit najaar haar fotoboek en enkele herinneringen van haar moeder te delen met Getuigen & Tijdgenoten. In deze blog beschrijft ze hoe het is om bepaalde informatie te krijgen en sommige antwoorden niet te kennen.

Jaren geleden vond ik een kleine groen suède agenda voor het jaar 1946 tussen de weinige papieren die mijn moeder naliet. Als enige notitie het woordje “Basra” in de maand april. Ook het babyboek dat ze in december begon had slechts een halve beschreven bladzijde met de diagnostische mededeling dat ik prematuur geboren was met asfyxie en een nogal blauwe tint. Per slot was ze verpleegkundige en zat opschrijven niet in de familiementaliteit. Nadenken deed je in je hoofd.

Ze had in de loop van 1945 [35 jaar en ongetrouwd maar met veel beroepservaring en -papieren] een contract getekend bij het Nederlandse Rode Kruis om uitgezonden te worden naar Indonesië: verpleegster bij het Rode Kruis kinderhospitaal Prinses Margriet aan de Palmenlaan [nu Jalan Suwirjo] in Jakarta. Ze had voor de oorlog o.a. in Rode Kruis-ziekenhuizen gewerkt. De notering [van de Iraakse stad] “Basra” stond voor oponthoud in het transport per DC-3, die mankementen kreeg in de woestijn en voor herstel teruggevlogen moest worden naar Cairo / Heliopolis. Daar leerde mijn moeder mijn vader kennen, die sinds de jaren dertig als civiel vlieger in Cairo gestationeerd was en bij het uitbreken van WO-II door de RAF opgeroepen was als Group-captain om te dienen in Noord-Afrika. Vlak na de oorlog liepen militaire en civiele activiteiten nog door elkaar. Mijn moeder, zich realiserend dat ze door een huwelijk haar baan zou verliezen, bleef ongehuwd en reisde door naar Batavia om te werken in het Rode Kruis (kinder)hospitaal Prinses Margriet. Ik werd in december 1946 geboren. Met behulp van een KPM functionaris en anderen heeft ze tevergeefs geprobeerd contact te maken met Cairo om mijn geboorte te melden.

Ik herinner me dat het weinige dat mijn moeder – met een nogal uitgesproken rechtvaardigheidsgevoel – over die periode nadien vertelde was “Als ik had geweten dat de politieke situatie zo was geweest en Indonesiërs zo tegen ons waren, dan was ik nooit gekomen”. Mijn grootvader die actief lid was van de Vrijzinnige Democratische Bond [VDB] steunde haar ik die opvatting. Dat gold in meerdere mate voor Prof. Jaap de Haas, toenmalig kinderarts bij het Tjikini-hospitaal en als communist samen met o.a. prof. Wertheim zeer actief voor het Nederlandse Rode Kruis in de transitieperiode 1945-1946 van Britse tot Nederlandse militaire aanwezigheid.

Relatief weinig verhalen dus voor een zeer bewogen periode voor mijn moeder. Wij keerden in november 1949 terug met de Indrapura van de Rotterdamsche Lloyd. Aan Leo Staal, die als cartografisch fotograaf werkte voor de Nederlandse luchtmacht en in die periode trouwde met een goede collega van mijn moeder, Netty Pasiak uit Menado, heb ik veel foto’s te danken. Wanneer hij met verlof in Jakarta was fotografeerde hij de compound van het ziekenhuis, het personeel en patiënten, de [niet-Nederlandse] kinderen van het personeel, de kokkies en baboes. Een verjaardagskaart gedateerd december 1947 geeft de namen van de meeste medewerkers: Gan Liang Lie, Hetty Eman, Oen Swan Nio, Sarinah, Emmy Smith, Nortie Ong, Elisabeth Wallan, M. Lans, zr J. Suurdeeg, Rasminah, zr Meijer, B. Otterspoor, J. Tillmans, F.E. Hartsteen, Soenirah [kokkie], Enna, Bessie, Oedjoe. Het laat zien hoe klein de bezetting van verpleegkundigen was voor de polikliniek en het consultatiebureau en dat ze het zonder bijstand van artsen van het Koningin Emma ziekenhuis Tjikini nooit hadden gered.

Ik herinner me uiteraard mijn baboe – tante Dien [Dientje Bekker], die over mij meer te zeggen had dan mijn eigen moeder. Van foto’s te zien moet ze van de oost Indonesische eilanden gekomen zijn. Nu pas realiseer ik me dat baboes in die tijd een hele precaire positie gehad moeten hebben: werkend voor de Nederlanders bij een steeds militanter wordend nationalisme. Maar iedereen had de (betrekkelijke) bescherming van het ziekenhuiscomplex en werkte voor de bevolking in de kliniek of in de kampongs. Van de gezichten op de [officiële] afscheidsfoto genomen herfst 1949: Dien, kokkie [Javaans] en ik, word je niet vrolijk – het huilen nader dan het lachen. Intuïtief wisten we dat we elkaar nooit meer zouden terugzien.

Dekolonisatie Indonesië Onderzoek
02-12-2019