Op woensdagmiddag 25 april vond in een afgeladen Spui25 de presentatie plaats van het naslagwerk Koloniale oorlogen in Indonesië. Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing (De Arbeiderspers). Auteur Piet Hagen overhandigde de eerste exemplaren aan mevrouw Ourina Ritonga, plaatsvervangster van de Indonesische ambassadeur in Nederland, en aan NIOD-directeur Frank van Vree. Naar aanleiding hiervan sprak programmaleider Mariëtte Wolf met Piet Hagen.

Voorafgaand aan de overhandiging van de eerste exemplaren waren er voordrachten te beluisteren van Petra Groen (NIMH),  Henk Schulte Nordholt (KITLV) en Frank van Vree rond het thema ‘geweld als hoeksteen van de koloniale samenleving’. Want dat is de onvermijdelijke conclusie van Hagens overzichtswerk: de koloniale geschiedenis is vóór alles een geschiedenis van gewelddadige overheersing en het verzet hiertegen. In de vijf eeuwen die Hagen beschrijft was er altijd wel ergens oorlog in de Indonesische archipel, vaak op meer plaatsen tegelijk. Het boek geeft een gedetailleerd overzicht van de meer dan 500 grote en kleinere oorlogen die buitenlandse mogendheden, Nederland voorop, tussen 1510 en 1970 voerden en waarbij naar schatting 3 tot 4 miljoen Indonesiërs het leven lieten.

De links naar de toespraak van Piet Hagen en de voordrachten van Frank van Vree, Henk Schulte Nordholt en Petra Groen staan onderaan de pagina. 

 

'Recht doen aan de geschiedenis, dat is waar het om draait’

Naar aanleiding van de verschijning van Koloniale oorlogen in Indonesië sprak programmaleider Mariëtte Wolf met Piet Hagen. Hagen (1942) was journalist bij Trouw, directeur van de School van Journalistiek in Utrecht en hoofdredacteur van het vakblad De Journalist. Eerder publiceerde hij bij de Arbeiderspers Journalisten in Nederland (2002) en de biografie van de socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra Politicus uit hartstocht (2010).

Wat bracht je ertoe om na het Nederlandse journaille en Troelstra álle koloniale oorlogen in Indonesië te gaan beschrijven?

Al tijdens het schrijven van Journalisten in Nederland, waarin ik ook journalisten als P.A. Daum en de oorlogsverslaggeving in Nederlands-Indië behandelde, raakte ik gefascineerd door het koloniale verleden. Die fascinatie groeide tijdens mijn werk aan de Troelstra-biografie, waarvoor ik onder andere veertig jaar aan krantenleggers doornam. Socialistische kranten als Het Volk besteedden in Troelstra’s tijd relatief veel aandacht aan de oorlogen in Nederlands-Indië en dan natuurlijk met name de Atjeh-oorlog (1873-1914).

Alles wat ik tegenkwam over de koloniale oorlogen, archiveerde ik zorgvuldig met het vage idee hier ooit nog eens iets mee te doen. Het kantelmoment, waarop dat idee opeens heel concreet werd, was mijn kennismaking met het boek The power of prophecy van Peter Carey, over de Indonesische prins Diponegoro (1785-1855)en zijn verzet tegen de Nederlanders gedurende de zogenaamde Java-oorlog (1825-1830). Die oorlog kostte het leven aan meer dan 200.000 Javaanse burgers en militairen. Het was misschien wel de allergrootste oorlog die Nederland ooit heeft gevoerd, maar in het Nederlandse collectieve geheugen is de Java-oorlog volstrekt onbekend. Dat boek van Carey maakte een verpletterende indruk op mij. Waarom weet ik, weten wij hier zo weinig van? Je kunt het bijna vergelijken met een Fransman die nog nooit van de Napoleontische oorlogen heeft gehoord.

Aanvankelijk was ik van plan na ‘Troelstra’ met de Java-oorlog verder te gaan, om het ontbreken van enigerlei Nederlandse studie over dit onderwerp een beetje goed te maken. Uiteindelijk heb ik besloten in plaats daarvan een overzicht te maken van alle oorlogen en militaire acties die op Indonesisch grondgebied zijn uitgevochten. Een eerste groslijst van enkele honderden gewapende conflicten, die ik tussen de bedrijven door had gemaakt, had ik voorgelegd aan enkele academici. Hun onthutste reactie op de omvang was voor mij het bewijs dat ik hiermee vooral door moest gaan.

Je telde over de periode 1510-1975 in totaal meer dan 500 militaire acties door buitenlandse mogendheden, veruit de meeste door Nederland, met naar schatting 3 à 4 miljoen Indonesische slachtoffers. Hoe verklaar je de geringe kennis hierover, kennelijk dus zelfs in de academische wereld?

Ik denk dat we het nooit hebben willen weten. Nederland koestert het beeld van een vredelievende natie, maar daar is veel op af te dingen. Die omslag in het denken heeft bij mijzelf ook lang geduurd. Het is inderdaad ongelofelijk: Hoe is het mogelijk dat we dit niet weten? Dat dit niet wordt onderwezen? Dat heeft alles te maken met het koloniale denken. Met het lange tijd voortlevende idee ‘We hadden Indië nooit weg moeten doen’, zoals Frank van Vree in zijn inleiding terecht memoreerde.

Je zat in de jaren ’50 op de middelbare school. Wat kreeg je zelf in die tijd mee van de koloniale geschiedenis?

Ik weet dat mijn geschiedenisboek daar twee bladzijden aan wijdde maar verder heb ik daar geen actieve herinnering aan. Wel natuurlijk aan de topografische lessen waarin we het bekende rijtje Indonesische eilanden moesten opdreunen, zoals iedereen van mijn generatie. Maar thuis, als zoon van een gereformeerde dominee, kreeg ik wel met de paplepel ingegoten: ‘Indië hoort bij ons’. Pas veel later is bij mij die omslag in het denken gekomen: Hoe is het mogelijk dat zo'n honderdduizend Nederlanders daar de dienst uitmaakten en over vele miljoenen Indonesiërs heersten? Dat was nog geen 0,5% van de bevolking!

De ondertitel van je boek luidt ‘Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing’ . Heb je welbewust gekozen voor het Indonesische perspectief?

Ja, ik heb lang nagedacht over titel en ondertitel. De titel luidde trouwens eerst ‘Geen handel zonder oorlog’ een bekende uitspraak van Jan Pieterszoon Coen, die de lading ook goed dekt. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen het Indonesische perspectief extra te benadrukken. Want draai het eens om, vergelijk het eens met onze eigen opstand tegen de Spanjaarden. Dat noemen we wel vreemde overheersing.

In mijn boek besteed ik ook aandacht aan de ommezwaai die de antirevolutionaire voorman Bruins Slot – en hoofdredacteur van Trouw, toen ik daar in dienst kwam – in dit kader maakte. Onder het motto ‘gezag is gezag’ was Bruins Slot altijd een van de felste pleitbezorgers van militaire actie geweest, maar een ontmoeting met de Indonesische oud-generaal Simatupang (leider van de protestantse kerk in Indonesië) in 1961 leidde tot een ommezwaai van 180 graden. Nico Schulte Nordholt heeft deze geheime ontmoeting prachtig beschreven.

Je boek begint met een motto van Sukarno: ‘Keer nooit, zelfs geen ogenblik, de rug naar je eigen geschiedenis.’ Je kon vast uit veel van dergelijke motto’s kiezen, waarom juist Sukarno?

Dit citaat kwam ik voor het eerst tegen in een rede van Peter Carey. Ik heb het als motto gebruikt om Sukarno de eer te bewijzen die hem volgens mij toekomt. In ieder geval wat betreft zijn opstelling tot de Tweede Wereldoorlog. Zijn verdedigingsrede uit 1930, geschreven in zijn cel, is inhoudelijk en oratorisch bijzonder indrukwekkend. Een prachtig stuk literatuur, dat veel indruk op me heeft gemaakt.

In zijn inleiding bij je boekpresentatie stelt Frank van Vree dat jouw publicatie bewijst dat ongelijkheid, geweld en onderdrukking het alfa en omega van het kolonialisme vormen. Is dat inderdaad de conclusie die we uit jouw overzichtswerk moeten trekken?

Ja, dat klopt. En het is nog veel en veel erger dan ik had verwacht toen ik mijn onderzoek begon. Het koloniale systeem is nog veel racistischer dan ik dacht. Het is echt in alle opzichten te vergelijken met het apartheidsbewind. Petra Groen geeft hiervan in haar voordracht een treffend voorbeeld, wanneer zij de welbewuste inzet van christelijke Ambonezen in het KNIL memoreert. Die verdeel-en-heers mentaliteit is kenmerkend voor het koloniale systeem, dat diep doordringt in alle lagen van de bevolking. Er zullen vast goede bedoelingen zijn geweest, maar het systeem zelf is in en in verkeerd, daarvan ben ik nu wel overtuigd.

Dekolonisatie onderzoek

Wat vind je, zou de Nederlandse regering met terugwerkende kracht hiervoor haar excuses moeten aanbieden?

Het is niet aan mij daar iets van te vinden. Maar toch: ik hechtte er niet voor niets veel waarde aan het eerste exemplaar te overhandigen aan de Indonesische ambassadeur. Hij was weliswaar op het laatste moment verhinderd maar het was voor mij persoonlijk erg belangrijk dat zijn plaatsvervangster Ourina Ritonga er in Spui25 bij was. Ik wil me verre houden van moraliseren. De lezer mag zijn eigen conclusies trekken op basis van de feiten die ik aanreik. Het belangrijkste is dat we onder ogen zien dat deze geschiedenis óók onderdeel is van de Nederlandse identiteit. Recht doen aan de geschiedenis, dat is waar het om draait.

Momenteel is sprake van een inhaalslag ten aanzien van het onderzoek naar de koloniale oorlog van 1945-1950, onder andere door ons vierjarige programma. Hoe kijk je daar tegenaan?

Ik juich het natuurlijk toe dat dit onderzoek alsnog plaatsvindt, al had het veel en veel eerder moeten gebeuren. Het is goed dat die pijnlijke periode 1945-1950 onderwerp is van een grootschalig onderzoek. Maar feit is dat er ten aanzien van al die andere oorlogen in de Indonesische archipel nog een heel terrein braak ligt. Er bestaan duizenden Nederlandse boeken over de Tweede Wereldoorlog maar er is geen enkel recent boek over de Java-oorlog. De enige die zich hier tot dusver aan heeft gewaagd is een Engelsman, dat geeft te denken.

Links naar documenten