NIOD-onderzoeker Peter Romijn nam op 29 september 2016 het eerste exemplaar van het al veel besproken boek De brandende kampongs van Generaal Spoor van Rémy Limpach in ontvangst. De speech die Peter Romijn uitspraak is hieronder na te lezen.

Beste Rémy, dames en heren,

Het is voor mij een voorrecht om het eerste exemplaar van dit belangrijke boek in ontvangst te mogen nemen. Ik deel dit voorrecht graag in overdrachtelijke zin met mijn Zwitserse collega Stig Förster, de eerste promotor van Rémy over wie Piet Kamphuis al sprak. Hij kan helaas onmogelijk aanwezig zijn, dus aan mij is nu de eer iets te zeggen. De promotie vond een jaar geleden plaats, maar volgens Zwitsers academisch gebruik mag de promovendus zich pas echt met de titel doctor tooien als het ingediende proefschrift in boekvorm is gepubliceerd. Vandaag begroeten we dus een echte Dr. Limpach!                               

Dames en heren, Rémy promoveerde met de hoogste lof op een zwaar werk – in menig opzicht zwaar! We twijfelden er niet aan dat hij hiervoor snel een uitgever zou vinden. Toch heeft hij niet de makkelijkste weg gekozen: n.l. het oorspronkelijke proefschrift als een Duits boek te publiceren. En misschien was het voor een internationale carrière aantrekkelijker geweest om eerst alle energie te steken in een Engelstalige uitgave. Waarom dan toch gekozen voor een Nederlandstalige publicatie? Hij is die nieuwe krachtsinspanning aangegaan omdat hij merkte hoezeer in Nederland de herinnering aan het militaire conflict met Indonesië nog steeds een open zenuw raakt. Daarom verdient Rémy dubbel respect voor zijn besluit om zijn wetenschappelijk onderzoek op deze manier publiek bezit te maken.

Het boek dient een niet te miskennen maatschappelijk belang. Het is duidelijk dat het conflict met Indonesië nog steeds, meer dan 65 jaar nadien, onverwerkt verleden is. Daarvoor zijn veel redenen aan te wijzen. De Nederlanders waren indertijd verdeeld over de dekolonisatieoorlog en over de vraag hoe aan die oorlog een einde moest komen. Die verdeeldheid is nooit helemaal opgelost. Minstens zo belangrijk is dat er diverse herinneringsgemeenschappen ontstonden die de oorlog overzee elk op hun eigen manieren hebben ervaren en in hun geheugen hebben opgeslagen. De verschillen zijn groot: de categorie oorlogsveteranen omvat alleen al ex-KNIL-soldaten, oorlogsvrijwilligers, dienstplichtigen, beroepsmilitairen en hulptroepen, behorend tot de verschillende krijgsmachtonderdelen. Onder de Nederlanders van nu zijn heel diverse groepen met de vroegere kolonie verbonden, elk met hun eigen verhaal: de in zichzelf al diverse Indische gemeenschap, de Nederlanders met koloniale ervaring, de Molukkers en andere Indonesische ex-militairen. Nu wordt de blik ook gericht op de nabestaanden van Indonesische slachtoffers, die zich recentelijk hebben gemeld. Uiteindelijk gaat het ons allemaal aan: voor de Nederlanders van nu in de wereld van vandaag is ook het problematische verleden nationaal erfgoed.

De talrijke en diverse herinneringen aan de dekolonisatieoorlog, de ideeën over verantwoordelijkheid en schuld, en de specifieke belangen van diverse groepen bleken vaak strijdig en onverenigbaar. Daarom heeft Nederland nooit een eensluidend verhaal over deze dramatische gebeurtenissen kunnen formuleren. We zijn het nog steeds vergaand eens over de betekenis van de Tweede Wereldoorlog: de ‘goede kant’ heeft gewonnen en ‘wij’ horen daarbij. Over de oorlog om de dekolonisatie van Indonesië hebben we dat verhaal niet, er is zelfs geen algemeen geldende naam. Daarom hebben de woorden waarmee erover wordt gesproken een alarmerende betekenis. Vaak is de term ‘politionele acties’ bij voorkeur als etiket op dit omstreden verleden werd geplakt. Deze term suggereert dat het ging om operaties tot herstel van rust en orde – maar was dat niet eerder, in de woorden van Ad van Liempt, ‘een mooi woord voor oorlog’? Waarom was het gebruik van het woord ‘oorlogsmisdrijven’ decennialang een discussiestopper? Overtredingen van het internationale oorlogsrecht moesten ‘excessen’ heten, maar wat betekende dat voor de verantwoordelijkheid van de politieke en militaire leiders van die tijd?

Vandaag, nu dit boek over de extreem gewelddadige dekolonisatie van Indonesië verschijnt, moeten we ons realiseren dat dit verhaal niet uniek is. Frankrijk, Groot-Brittannië, België, Portugal, Spanje hebben soortgelijke dekolonisatieconflicten uitgevochten. Massaal en grensoverschrijdend geweld om de tegenpartij de wil op te leggen was regel, geen uitzondering – en dat zien we in de wereld van vandaag nog steeds. En ook elders werd hard gevochten over de interpretatie van het verleden of is er juist oorverdovend gezwegen. Ook werd geprobeerd een dominante interpretatie van bovenaf dwingend op te leggen. Nog aan het begin van deze eeuw heeft president Sarkozy van Frankrijk het onderwijs willen opdragen dat over het Franse koloniale bestuur in positieve zin werd onderwezen.

Veel Nederlanders zijn er vast van overtuigd geweest dat het koloniaal bestuur goed, rechtvaardig en weldadig was. Dit droeg ertoe bij het gewelddadig herstel van het koloniaal gezag te legitimeren als een rechtvaardige oorlog, als een logische voortzetting van de strijd tussen goed en fout onder de Duitse bezetting. Het zou anders lopen – de Nederlandse soldaten die meenden dat ze voor een positief doel werden uitgezonden kwamen in een vuile oorlog terecht. In de loop van vier jaar slaagden de Nederlandse politieke en militaire leiders er niet in de tegenstanders hun wil op te leggen en uiteindelijk vochten de troepen alleen nog in het kader van een schimmige exit-strategie. Na terugkeer uit de verloren oorlog was het voor de gedemobiliseerde soldaten zaak hun eigen leven in de hand te nemen. Na tien jaar bezetting en oorlog wilden ze vooruitkijken.

Op dit fundament kreeg de collectieve herinnering vorm. De politici voelden zich niet geroepen rekenschap te geven en hadden evenmin behoefte aan maatschappelijk activisme van ontevreden veteranen of migranten uit de verloren kolonie. De oorlog werd tot voltooid verleden tijd verklaard – en mocht de discussie over grensoverschrijdend gedrag de kop opsteken, dan werd die zo klein mogelijk gehouden. De wil om goed te doen was leidend geweest, grensoverschrijdend gedrag en oorlogsmisdrijven heetten ‘de schuld van de tegenstander’.

Ook de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog leert dat na een duistere periode een dominante behoefte bestaat om zwarte bladzijden uit het nationale geschiedenis boek weg te scheuren, of, als dat echt niet gaat, ze positief bij te kleuren. Toch blijkt ook dat de wil om te weten, om meer te weten, om beter te begrijpen, altijd weer de kop op steekt. Journalisten, schrijvers, filmers, historici, en juristen hebben telkens weer vragen gesteld over penibele gebeurtenissen als bij voorbeeld het bloedbad van Rawagedeh in december 1947. De vraag naar de precieze aard en omvang van het massale en grensoverschrijdend geweld dreef tot meer onderzoek, tot telkens oplevend debat en tot druk om de bronnen te openen.

De dienst die Rémy Limpach met zijn boek bewijst is veelzijdig. Hij heeft het debat voorzien van onmiskenbare en schokkende feiten. Ook weten we nu in welke termen we moeten spreken: het was werkelijk oorlog, zij het niet een oorlog van het soort waarvoor de Nederlands troepen waren voorbereid. Het was een asymmetrische oorlog, waarin het conventionele Nederlandse overwicht stond tegenover de bereidheid aan de kant van de Indonesische leiders om tot een ‘volksoorlog’ over te gaan. Limpach spaart geen van de partijen als hij constateert dat massaal, excessief en grensoverschrijdend geweld in die oorlog was ingebakken.

Zijn boek toont een deprimerende reeks gevallen en hij onderzoekt zorgvuldig hoe ze konden gebeuren. In deze onregelmatige oorlog maakten beide partijen zich schuldig aan oorlogsmisdrijven; de wreedheden kwamen van beide kanten. Limpach merkt op dat de meerderheid van de Nederlandse soldaten overzee er niet bij betrokken was. Wel toont hij aan dat massaal en grensoverschrijdend geweld op ruime schaal is toegepast. Het ging om meer dan een onbedoeld en bijkomstig onderdeel van de oorlogvoering: zulk geweld werd onderdeel van de strijdwijze en Nederlandse troepen schonden structureel het oorlogsrecht.

Een tweede belangrijk inzicht is van politiek-strategische aard. Het geweld aan Nederlandse kant kon ook structureel worden omdat de militaire leiders, de justitiële autoriteiten en het bestuursapparaat overzee probeerden de zaken zo klein mogelijk te houden, ze af te doen als incidenten en excessen, en strafvervolging grotendeels achterwege te laten. Dit werd door de politiek verantwoordelijken in Den Haag feitelijk aanvaard, terwijl klokkenluiders in diskrediet werden gebracht en dissidente stemmen verdacht gemaakt als antinationaal. Hiermee namen de desbetreffende politici een zware verantwoordelijkheid op zich – en erfenis laat zich nog steeds voelen.

Dankzij het boek van Rémy Limpach hebben we nu voor het eerst een op diepgaand bronnenonderzoek gebaseerd, wetenschappelijk verantwoord overzicht over de volle breedte van de ontsporingen in de Nederlandse oorlogvoering in Indonesië. Dit moet ons helpen beter te begrijpen hoe deze oorlog kon ontsporen. Dit geldt ook voor soortgelijke conflicten, evengoed in de wereld van nu. Er is veel uit te leren.

De presentatie van vandaag is een grote gebeurtenis voor de auteur, die het Nederlandse publiek als eerste deelgenoot van zijn werk wil maken. Rémy, ik dank en feliciteer je van harte. Het is ook een belangrijk moment voor de geschiedschrijving van Nederland in oorlog met Indonesië. De brandende kampongs van generaal Spoor is een dik boek, maar tegelijk is daarmee niet het laatste woord over dit uiterst problematische verleden gezegd, integendeel. De piketpaaltjes voor het debat zijn met deze studie duidelijk verzet, maar tegelijk is er nog veel uit te zoeken.

Bij de gelukwensen aan de auteur breng ik ook hulde aan het adres van uitgeverij Boom, de uitgever en de vertalers, de beeldredacteuren en correctors, voor het technisch klaren van deze megaklus. En ik wil niet nalaten grote complimenten te maken aan de leiding en collega’s van Rémy’s huidige werkgever, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Zij aanvaardden uit professionele overtuiging dat hij dit belangrijke werk met zich meenam en hebben onmisbare steun verleend bij de productie. Dames en heren, het grote werk ligt nu op tafel: lees het en maak het u eigen!