Hoe koloniaal onrecht te erkennen? Anne van Mourik ging in gesprek met historicus Nicole Immler, die hierover een artikel schreef in BMGN. In 2011 verklaarde de rechtbank in Den Haag de Nederlandse staat aansprakelijk voor de massa-executies in Rawagede (het huidige Balongsari) op West-Java in 1947. De executies waren uitgevoerd door Nederlandse militairen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949), en excuses en schadevergoeding volgden. Nicole Immler reisde af naar Indonesië om de effecten van de rechtszaken in Balongsari te onderzoeken. Wat zijn de kansen en grenzen van officiële excuses en financiële compensatie als instrumenten van erkenning?

1. Je sprak in Rawagede met de weduwen en hun familie. Hoe ervoeren de weduwen en hun families de Nederlandse excuses?

De excuses waren, toen ik in 2015 mijn interviews deed, alweer vier jaar geleden. De vrouwen vertelden vanuit zichzelf over de schadevergoedingen die zij hadden gekregen van de Nederlandse regering. Dat geld zorgde voor nogal wat ophef en emotie; het bracht blijdschap maar ook verdriet in de dorpen. De excuses waren een symbolisch gebaar, dat belangrijk was voor de slachtoffers, maar zonder geld of een andere concrete compensatie zouden velen niet tevreden zijn geweest. Dan was het, zoals één van de kindslachtoffers het noemde, ‘een leeg gebaar’ geweest. De excuses moeten tastbaar zijn, ‘alleen handen schudden is niet genoeg’.

2. Wat waren de gevolgen voor de weduwen, hun familie en de dorpsgemeenschap? Welke ervaringen hoorde je?

In het artikel heb ik de centrale verhaallijnen beschreven van de weduwen, hun kinderen, familieleden, buren en dorpsfunctionarissen. De complexiteit van de ervaringen laat zien dat meer aandacht nodig is voor relevante sociale processen (waaronder de dynamiek in de families en het dorp als geheel) om dit soort compensatiemaatregelen goed te laten landen.

Zo hebben in Rawagede negen weduwen van geëxecuteerde mannen schadevergoeding gekregen. Dat waren degenen die nog in leven waren; de weduwen en de families van de andere geëxecuteerde mannen hebben daarentegen niets gekregen. Uit het perspectief van de grotere “slachtoffer gemeenschap” moest het geld verdeeld worden. De manier waarop dat is gegaan voelde als zeer bedreigend voor de families die compensatie hadden ontvangen. De dorpsautoriteiten beweerden echter dat het nodig was om de sociale vrede te waarborgen. Dat het geld op een of andere manier verdeeld moest worden betwistte niemand, maar de weduwen en naaste familieleden hadden het gevoel dat ze er niet over mee konden beslissen; ze hadden in het proces van herverdeling geen stem. Dat was voor de weduwen – maar vooral voor de jongere familieleden – erg kwetsend. Ze ervoeren erg veel onmacht in dit proces. Bij sommige bleef het gevoel hangen dat ze niet alleen iets hadden gekregen, maar ook iets hadden verloren. Hier doet de schadevergoeding pijn zodra mensen zich beseffen dat het hen niet geeft wat zij hadden gehoopt. Desalniettemin kun je bij alle betrokken families materiële voortuitgang en een zeker gevoel van genoegdoening zien.

3. Sluiten de excuses en de financiële vergoeding aan bij de ideeën over rechtvaardigheid van de weduwen?

Dat is precies wat wij – voorafgaand aan de vergoedingen – zouden moeten weten, maar dat is achteraf – na de rechtszaken – moeilijk te achterhalen, omdat er nu een standaard is die als rechtvaardig wordt gecommuniceerd: excuses met een financieel gebaar. Sommigen zouden het graag anders zien, maar weten ook niet precies hoe.

Wat je wel kon zien: soms zijn de wensen heel concreet en hebben ze met het verlies zelf te maken. Een vrouw kon bijvoorbeeld haar huis opbouwen, dat ze door het verlies van haar man niet meer had kunnen onderhouden. Kindslachtoffers, die door het verlies van de vader hun educatie niet konden afmaken, willen juist daarvoor erkenning en schadevergoeding hebben.

4. Je deed eerder onderzoek naar de betekenissen die compensatieclaims hadden voor Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Zie je parallellen? Wat leren deze parallellen ons?

Mijn Holocaust-onderzoek leerde mij dat erkenning alleen als goed wordt ervaren als er een emotionele, emanciperende en transformerende kracht aan verbonden is. De erkenning moet een verschil maken in hun leven. Als alles gelijk blijft, de maatschappelijke status, de armoede, en er geen politieke verandering in zicht is, dan wordt de erkenning als onvoldoende of zelfs als kwetsend ervaren.

Vaak is erkenning nog belangrijker voor de tweede generatie (de kinderen van de slachtoffers) dan voor de slachtoffers zelf. Hun kinderen vragen vaak ook meer. Dit komt omdat zij niet alleen de ouders gerehabiliteerd willen zien, maar ook erkenning willen hebben voor het feit dat ze in zulke moeilijke omstandigheden zijn opgegroeid. Het gaat hier dus niet alleen om erkenning van de Nederlandse staat, maar ook om wederzijds begrip en de erkenning binnen de eigen familie en gemeenschappen.

Daarom is het van groot belang dat op verschillende niveaus de dialoog wordt aangegaan; niet alleen tussen staten en hun burgers, maar ook binnen de gemeenschappen en families.

Dekolonisatie onderzoek Indonesië
Weduwe Ibu Tijeng (1927-2018), samen met haar familie voor het huis in Rawagede dat ze bouwden met compensatiegeld. Foto Nicole Immler.

5. Je schrijft in je artikel dat de rechtszaken niet alleen over de slachtoffers in Indonesië gaan. Zo gaan ze bijvoorbeeld ook over hun representant Jeffry Pondaag, een Indonesiër die sinds zijn jeugd in Nederland leeft en actief bijdraagt aan het publieke debat over het koloniale verleden. Wat betekent dit volgens jou?

De rechtszaken gaan niet alleen over de herkenning van onrechtmatige executies tussen 1945 en 1949 in Indonesië, maar ook over het feit dat velen binnen de Indonesische gemeenschap in Nederland worstelen met de koloniale erfenis op zich. Zo voelen zij zich bijvoorbeeld in veel gevallen behandeld als tweederangs burgers. Dat hangt samen met het feit dat de Indonesische onafhankelijkheid niet vanaf 1945 maar pas vanaf 1949 door de Nederlandse overheid wordt erkend; of door het feit dat deze koloniale geschiedenis niet duidelijk genoeg als gedeeld verleden wordt gezien. Wat je Pondaag vaak hoort zeggen: “De Nederlanders hebben hun eigen onderdanen vermoord” (NRC 16 augustus 2015).Dus de Nederlandse overheid, maar ook de samenleving, zou daarvoor de verantwoordelijkheid moeten nemen. Via rechtszaken wordt nu attentie geclaimd voor dit gemis aan verantwoordelijkheid.

6. Nederlandse en KNIL-militairen hebben tijdens de dekolonisatieoorlog structureel grensoverschrijdend geweld gebruikt. Bij de rechtszaken gaat het echter om individuele slachtoffers. Vanwege het structurele karakter van het geweld doen de individuele rechtszaken geen recht aan de historische gebeurtenissen. Hoe kijk jij hier tegenaan? Zijn de individuele rechtszaken een probaat middel om met het koloniale verleden om te gaan?

De jongste ontwikkelingen laten zien dat de rechtszaken nodig waren om in Nederland een breder debat over de kolonisatie en de dekolonisatieperiode los te maken. Ik denk dat het belangrijk is om deze verbeeldende kracht van de rechtszaken te zien. Tegelijkertijd verharden en beperken zij ook het gesprek. Wij moeten ons meer bewust zijn van de beperkingen van de juridische benadering en we zouden moeten nadenken over aanvullende maatregelen. Ook zouden we een discussie kunnen stimuleren over verbeteringen in de juridische procedures, met als doel dichter aan te sluiten bij de sociale realiteit van de slachtoffers en hun families.

Wat mijn onderzoek nu precies laat zien is dat een deel van de problematische effecten van de individuele schadevergoeding er mee te maken heeft dat, waar het om collectief geweld ging, ook het antwoord een collectiever karakter zou moeten hebben. En sterker nog: door het individueel te maken, worden veel verwachtingen bij individuen gewekt die vaak niet waar gemaakt kunnen worden, omdat het na meer dan zeventig jaar moeilijk is voldoende bewijs te vinden (of te herinneren) dat goed genoeg is voor een rechtszaak. Veel dorpelingen getuigen in de rechtszaken bijvoorbeeld van massaexecuties, maar er ontbreekt vaak hard bewijs voor de individuele gevallen. Vaak duren deze procedures bovendien zo lang dat de oude mensen tussentijds zijn overleden, zoals mevrouw Tjammorong in 2016. Haar kleindochter Fitiri wacht nog steeds op de uitspraak. Dit brengt grote frustraties bij de (klein)kinderen met zich mee.

7. Je schrijft over het spanningsveld tussen geschiedschrijving, rechtspraak en samenleving. Historici zijn onlosmakelijk verbonden met de huidige samenleving en haar morele waarden, tegelijkertijd vraagt hun professie afstand, onpartijdigheid en morele neutraliteit. Hoe zie jij dit spanningsveld terug in het huidige debat over de rechtszaken?

In het onderzoek Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950 gaat het naar mijn idee niet alleen over de beschrijving en duiding van historische gegevens. Het gaat er ook om dat historici zich aangesproken voelen bij vragen over rechtvaardigheid en daarover in gesprek willen gaan, in plaats van deze vragen aan advocaten, rechters en politici te delegeren. Daarom is het niet genoeg om verschillende ‘Indonesische perspectieven’ naast ‘Nederlandse perspectieven’ te plaatsen, en de gebruikte termen kritisch te bevragen, maar is het nodig om met elkaar (Indonesiërs en Nederlanders) in gesprek te gaan over beide perspectieven. Dan wordt ook zichtbaar hoe verstrengeld geschiedschrijving en kwesties van rechtvaardigheid zijn. De manier van geschiedschrijving bepaalt namelijk ook hoe wij over herstelbetalingen denken. Het debat over rechtsherstel en rechtvaardigheid is tot nu toe eenzijdig, want het is slechts een Nederlands debat. Dit doet niet recht aan de verstrengelde geschiedenis. Dan komt vanzelf de vraag op: wie mag eigenlijk de voorwaarden van erkenning bepalen? Alleen Nederland? Of moet een Indonesisch-Nederlands debat hiertoe de voorwaarden scheppen?

8. Binnen de onderzoeksgroep is veel discussie over de vraag of de geschiedenis vooral beschreven en begrepen moet worden of dat er ook een brug geslagen moet worden tussen het verleden en het heden. Hoe kijk jij tegen dit spanningsveld aan? Heb je tips voor ons?

Voor mij zijn het verleden en het heden altijd met elkaar verbonden. De reden waarom ik het fenomeen family memory heb bestudeerd, is dat het ons veel vertelt over de sociale dynamiek waar individuen in leven. Zodra je met mensen in gesprek gaat over hun leven, hun motivaties, hun doelen, dan zie je hoe familiegeschiedenissen mede bepalend zijn voor wat mensen denken en doen. Het verleden is vaak ballast en inspiratie tegelijk. Deze dynamiek van family memory te kennen en te herkennen, helpt ons bijvoorbeeld het engagement van de tweede en derde generatie met betrekking tot erkenning of restitutie beter te begrijpen.

Excuses en schadevergoeding worden in de politiek en in het publieke debat vaak als de laatste stap in een proces beschouwd, terwijl het meer een onderdeel van een veel breder proces is. Hierover zouden wij veel ruimer moeten denken. Maar de focus op excuses en financiële compensatie staat dit gesprek in de weg.

Het is niet toevallig dat dit onderwerp nu op de agenda komt te staan. Vragen over de Nederlandse nationale identiteit, vluchtelingen, racisme en grenzen zijn iedere dag in de media. Door deze context, deze polarisering in de samenleving, staan vragen van erkenning, weer centraal. Deze claims gaan niet alleen over het koloniale verleden, maar ook over de huidige Nederlandse samenleving waarin niet iedereen zich gelijkwaardig voelt. Gelijkwaardigheid tussen verschillende perspectieven creëren, lijkt mij dan ook de voorwaarde voor het ontstaan van een dialoog, die niet alleen tot erkenning maar ook tot verandering leidt. Het gaat om het luisteren naar elkaar, maar dat is niet genoeg. Uiteindelijk gaat het om wat de socioloog Hartmut Rosa ‘resonantie’ noemt, en dat wil zeggen dat er op elkaar gereageerd wordt. Dat zou betekenen dat deelnemers in dit gesprek over de erkenning van koloniaal onrecht, zodra zij zich van de tegenoverstaande partij gehoord voelen, hun posities ook durven los te laten, zodat onderling begrip en toenadering op gang komt. Dat de gezamenlijke maatschappelijke doelen belangrijker worden dan ‘de verschillen’ te blijven bevestigen.

Lees het artikel ‘Hoe koloniaal onrecht te erkennen. De Rawagede-zaak laat kansen en grenzen van rechtsherstel zien’ van Nicole Immler hier

Dekolonisatie onderzoek Indonesië
Nicole Immler