Getuigenis BERSIAP Bandoeng december 1945
Door Lisa Tan (Bandoeng, 8 oktober 1935)
Ik leefde mijn paradijselijke kinderleven in Bandoeng totdat ik in 1942, door een kiertje van de geblindeerde ramen, de Japanners Bandoeng zag binnenmarcheren. Zij droegen kepies met losse zonneflappen tegen de zon. Ik was zeven toen mijn vader in augustus 1943 ‘s nachts van zijn bed werd gelicht door de Kempetai in Bandoeng. Hij werd met mijn moeder en hun drie kinderen afgevoerd in een open vrachtwagen onder de heldere tropenhemel. Dit was het einde van de held die mijn vader voor mij was.
Augustus 1945 kwam hij uit de gevangenis van Tjimahi. Hij vond mijn oudste broer van dertien jaar in de kazerne van het 15e Bataljon in Bandoeng. Samen met hem haalde hij ons per deleman uit het Kramat-kamp in Batavia. Ik liet mij verbaasd en trots de kamppoort uitrijden. Wij werden in Batavia opgevangen door de broer van mijn vader en zijn vrouw. We sliepen daar onder een klamboe tussen witte lakens en kregen een zacht gekookt eitje. Mijn vader wilde zo snel mogelijk terug naar Bandoeng. Wij reisden met de trein over de Puntjak pas. Dit was de laatste trein die niet overvallen werd door pemoeda’s, jonge Indonesische vrijheidsstrijders.
Na de Japanse internering
Ik vond mijn vader een beetje eng: hij had haren in zijn neus en oren, een opgezet gezicht en zijn tanden en kiezen moesten worden getrokken. Hij had een naar binnen gekeerde blik en was niet meer zo blij met mij. Hij vond dat Indonesië van de Indonesiërs was en wilde “terug” naar China, waar zijn voorouders in 1850 vanuit Hokkian (nu Fujian) aan de kust tegenover Taiwan, waren vertrokken. Die idealistische overtuiging kostte hem uiteindelijk zijn leven.
Ons laatste huis
In Bandoeng kregen wij onderdak bij Chinese vrienden. In de kampong achter hun huis zag men mijn vader aan voor een Japanner. Om zijn Chinese vrienden niet in gevaar te brengen, verhuisden wij op 20 november 1945 naar de Carel Fabritiuslaan in Bandoeng (Jl Hadji Washid). Daar woonden wij in het schootsveld tussen het Boromeus ziekenhuis, beschermd door Gurkha’s, en de regio van de pemoeda’s, die waren getraind en bewapend door de Japanners. De kogels vlogen over ons huis: ratelend mitrailleurvuur beantwoord door losse geweerschoten. Mijn oudste broer en ik maakten vrolijke gedichtjes en liedjes op het ritme van de fluitende kogels.
De moord
Tien dagen later, op de avond van 30 november 1945, stormde een aantal pemoeda’s ons huis binnen. Zij waren ‘mata gelap’, zij hadden urenlang “Merdeka!” gescandeerd. Zij vermoordden mijn vader met een tommy gun, verwondden mijn moeder ernstig en staken het huis in brand. Wij vluchtten uit het brandende huis naar Boromeus. Op 16 april 1946 kwamen mijn moeder en wij, haar drie kinderen, per Skymaster op Schiphol aan en begonnen ons leven in Nederland.
Vijftig jaar later
Tijdens een culturele reis door China in 1995 stond ik bij een boeddhistische Lama-tempel in Beijing en besefte ineens, dat ik daar in vrijheid kon zijn dankzij de moord op mijn vader die ons het China van Mao had bespaard. Ik moest er ontroostbaar van huilen. De jonge vrouwelijke reisgids sleepte mij de tempel in en sommeerde mij traditioneel Chinees te buigen: ik moest drie keer op mijn buik gaan liggen en met mijn voorhoofd de grond aanraken. Een buiging voor het leven en wat het ook maar brengt.
Ontsluiten brieven
In 2008 besloot ik de brieven, waar mijn moeder mij een maand voor haar dood in 1983 op attendeerde, toegankelijk te maken. Het zijn de 650 brieven die mijn Joodse grootmoeder in Holland van mijn ouders uit Bandoeng ontving in de periode van 1929-1946. Zij sleepte de brieven door de Duitse bezetting en gaf ze aan mijn moeder, die ze verder op zolder bewaarde. Ik begon het karwei voor mijn kleindochter die mij toen zij zeven was “op de man af” vroeg hoe mijn vader was doodgegaan. Zij is de enige mens die mij rechtstreeks vroeg dat te vertellen.
Webpublicatie
Het werd een vijf jaar durende marathonloop die met hulp van velen uitmondde in een webpublicatie http://www.brieven-tan-schepers.nl . Dit monument voor mijn ouders was het sluitstuk van een levenslange weg die ik aflegde om de moord op mijn vader een plek te geven in mijn leven.