Onder de titel Van standbeeld tot schandpaal organiseerde De Balie op 5 april een debatavond over de omgang met monumenten die herinneren aan het koloniale verleden. Het debat – met Esther Captain, Irene de Craen, Adriaan van Dis, Hans van Houwelingen, Vilan van de Loo, Jeffry Pondaag en Abram de Swaan – is hier terug te zien.
Martijn Eickhoff, als onderzoeker betrokken bij het project ‘Regionale Studies’ van het onderzoeksprogramma, was erbij en tekende het volgende verslag op:
Op 5 april 2018 lieten in de De Balie te Amsterdam een kunstenaar, een activist en enkele schrijvers en wetenschappers hun licht schijnen op het recente Nederlandse dekolonisatie-debat. Tijdens deze discussieavond, getiteld ‘Van standbeeld naar schandpaal’, liepen de emoties hoog op, maar tegelijk werd ook duidelijk dat discipline-overschrijdende gesprekken mogelijk en belangrijk zijn, juist als het over moreel beladen transculturele kwesties gaat.
Een van de tijdens de avond steeds terugkerende vragen was waarom het 70 jaar heeft moeten duren voordat de dekolonisatie-discussie in Nederland serieus is opgepakt. Het is overigens de vraag of dit wel echt klopt en een overtuigend antwoord werd dan ook niet gegeven. Panellid en activist Jeffry M. Pondaag, de bekende pleitbezorger voor een actieve dekolonisatie van postkoloniaal Nederland, maakte bovendien duidelijk de diepgang van de huidige discussie in twijfel te trekken. En daarvoor heeft hij goede redenen. Immers, Nederlandse koloniale oorlogsmisdadigers zijn (nog) niet vervolgd, een standbeeld voor de slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme bestaat (nog) niet en er wordt (nog) niet gesproken over trans-generationele compensatie voor slachtoffers van het kolonialisme.
Ook wordt doorgaans vergeten dat Indonesië tussen 1945 en 1949 niet alleen zichzelf heeft bevrijd, maar tegelijkertijd ook Nederland heeft verlost van een belangrijk deel van het koloniale systeem. We zijn in Nederland vooralsnog niet verder gekomen dan dat minister Ben Bot in 2005 heeft gesteld dat Nederland ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ stond. Dat was al een hele stap, maar waarom nu niet ook de vervolgstap zetten, door de spiegel heen, naar het Indonesische perspectief op de gedeelde geschiedenis.
In De Balie was het ‘de verkeerde kant van de geschiedenis’-perspectief nog duidelijk dominant. De directe aanleiding tot de discussieavond was het NRC-Handelsblad-artikel ‘Nagel koloniale tijd aan de schandpaal’ van de beeldend kunstenaar Hans van Houwelingen. Hij uitte daarin onder andere zijn onvrede over de huidige staat van het uit 1935 daterende rijksmonument voor Van Heutsz op het Amsterdamse Olympiaplein. In 2001 is namelijk besloten het monument om te dopen tot het Monument Indië-Nederland en werd Van Heutsz’ naam verwijderd. Het toen aangebracht tekstbordje vermeldt dat hij ‘als “pacificator” van Atjeh door velen ook verantwoordelijk wordt gesteld voor een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis in Atjeh.’ Het monument werd specifiek om die reden door stadsdeel Zuid van een andere naam en betekenis voorzien.
Tijdens de bijeenkomst in De Balie bepleitte Hans van Houwelingen de naam van Van Heutsz weer op het monument aan te brengen zodat zijn moorddadige militaire optreden niet meer los te koppelen zou zijn van de Nederlandse aanwezigheid in de Indische archipel. Hij lanceerde daarbij als denkmodel de herintroductie van de schandpaal: ‘Het is nu tijd om oog in oog met de geschiedenis te staan en ruimte te krijgen om te onteren. Het monument moet juist wel getuigen van de zwarte bladzijde in de koloniale geschiedenis en schande daarvan spreken.’
Esther Captain, projectcoördinator van de deelstudie ‘Geweld, bersiap, berdaulat. Transitie 1945-1946’ binnen het onderzoeksprogramma Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, onderschreef Hans van Houwelingens visie wat betreft het belang van het handhaven van bestaande koloniale standbeelden. Het oprichten van tegenmonumenten, het aldus aangaan van een dialoog en het ruimte scheppen voor meerdere perspectieven, was wat haar betreft echter nog belangrijker. De verhalen die standbeelden vertellen, zijn vaak dwingend, en het is goed als die elkaar in de weg gaan zitten en ter discussie stellen. Adriaan van Dis viel haar bij; hij zei als flaneur graag te willen struikelen over monumenten; hoe meer hoe beter.
De schrijfster/wetenschapper Vilan van de Loo deed een stap de andere kant op met haar oproep voor genuanceerd denken over Van Heutsz. In de biografie die ze momenteel over hem schrijft, bepleit ze slechte en goede daden naast elkaar te beschouwen. Dit pleidooi riep terecht de weerstand van Jeffry M. Pondaag op. Hij vroeg zich af wat er eigenlijk gebeurt als je dit perspectief toepast op iemand als Van Heutsz? Dat doe je bij Hitler toch ook niet. Het is een vergelijking waar de gemiddelde Nederlander waarschijnlijk van op kijkt, maar Vilan van de Loo stapt hier inderdaad wel erg snel over de wrede militaire ‘pacificatie’-politiek van Van Heutsz heen, noemde geen Indonesiër bij naam, en liet niet zien hoe het toegepaste massaal geweld juist samenhing met de Nederlandse gezagsvestiging in Sumatra of de ethische politiek.
Ook de antikoloniale beeldenstorm die in gang zou zijn gezet door slechts een kleine groep radicale activisten, en de behoudende (politieke) reactie daarop, kwam aan de orde. Adriaan van Dis dreef in dat kader de spot met de gemeenteraad van Urk, die besloten heeft straten van een nieuw te bouwen wijk te noemen naar ‘helden uit het koloniale verleden’. Het initiatief uit Urk lijkt paradoxaal genoeg en ongewild enigszins tegemoet te komen aan het recente pleidooi in de Volkskrant van Barbara Henkes om standbeelden van koloniale helden naar het Openluchtmuseum te verhuizen.
Als deze discussieavond iets duidelijk heeft gemaakt, is het wel dat er geen weg terug is naar een louter chauvinistische visie op het koloniale verleden. In de wetenschap dat dit verleden in al zijn complexiteit doorwerkt in het heden – hier, in Indonesië en elders in de wereld – kunnen de koloniale helden zeker niet meer geneutraliseerd worden door met betrekking tot hen van één zwarte bladzijde te spreken. Er was en is toch echt veel meer aan de hand.