Voor het getuigenproject leggen we ook de ervaringen van Indonesische getuigen vast. Toen ik in januari op Ambon was zocht ik contact met pak Edi. Hij had de weg naar zijn huis zo goed mogelijk uitgelegd aan de receptionist van het hotel. ‘De hoofdweg van Ambon stad richting Halong en dan rechtsaf bij Kebun Cengkeh, bij de splitsing links etc..’ Toen de bewaker het papiertje met aanwijzingen bestudeerde om het aan een Ojek (brommertaxi) uit te leggen, mompelde hij: te moeilijk. Resoluut pakte hij zijn motor en zette mij achterop: hij zou zijn gast zelf wel veilig wegbrengen.
Pak Edi komt niet van Ambon (de Molukken), hij was van een dorp vlakbij Solo op Java. Maar hij woonde al 50 jaar op de Molukken. Hij had zelf om plaatsing op de Molukken gevraagd. Zijn commandant uit de guerrilla tegen de Nederlanders was daar gestorven tijdens de strijd tegen de RMS, nadat de Nederlanders weg waren. Die commandant was jong, 23 jaar toen hij stierf, en kwam van Java. Pak Edi bewonderde hem en zei: ‘Op Java komt de zon in het oosten op en verdwijnt in het westen, dat doet ie ook op de Molukken, dus waarom zou je daar niet kunnen aarden?’.
En hij was hier gelukkig, had het zelfs tot voorzitter van het Veteranenlegioen geschopt. Daarvoor moest hij naar alle eilanden reizen om veteranen te bezoeken en had hij een stem in wie er voor de veteranenstatus in aanmerking kwamen. Hij had ervoor gezorgd dat ook vrouwen die werkten in de gaarkeuken of op wacht moesten staan als veteraan werden erkend. Zij hadden zich toch ook ingezet voor de strijd?
Pak Edi’s adres kreeg ik van een collega die uit dezelfde regio komt als hij. Zij was hem op Ambon tegen gekomen en dacht dat hij wel een goede gesprekspartner voor ons getuigenproject zou kunnen zijn. Pak Edi was direct in voor een ontmoeting en bereid om te vertellen. Hij was pas 15 jaar toen hij zich in 1945 aansloot bij de strijd. De Nederlanders waren in 1942 verslagen door de Japanners en in 1945 kwam het bericht dat de oorlog voorbij was. De berichten kwamen via Semarang. De jongeren, onder wie pak Edi, namen de posten van de Japanners over. Pak Edi herinnert zich nog hoe Bung Tomo de jongeren enthousiast toesprak.
Maar daarna kwamen de berichten dat de Engelsen naar Ambarawa zouden komen om de door Japan geïnterneerde Nederlanders op te halen. In het kielzog van de Engelsen kwam de NICA, de Netherlands Indisch Civil Administration, die wapens bij zich zou hebben om de mensen in Ambarawa te bewapenen. Dat kon natuurlijk niet, dat konden ze niet toelaten. Dat moesten ze tegenhouden.
Pak Edi raakte betrokken bij de groep die bermbommen maakte. Bommen die ze met een touwtje van een afstand tot ontploffing brachten. Je moest op 100 meter afstand wachten tot er een voertuig langskwam en dan aan het touwtje trekken. Soms werden de bommen in de sawa’s verstopt. Dan sjouwden ze een hele nacht, want die dingen waren zwaar. Soms hadden ze het moeilijk omdat ze te weinig munitie hadden. Een keer hadden ze in Solo met een Molukse KNIL-militair gesproken en hem verteld dat ze alleen maar hun vrijheid verdedigden. Deze KNIL-man had hen toen van munitie voorzien. Als hij dat niet had gedaan hadden ze het toen moeten opgeven.
De eerste jaren was er volgens pak Edi sprake van een min of meer georganiseerde strijd. Het werd pas een volledige guerrilla oorlog na de aanval op Yogyakarta in december 1948, waarbij Soekarno door de Nederlanders werd opgepakt. Toen beval de opperbevelhebber van de Indonesische strijdkrachten, generaal Sudirman, dat moest worden overgegaan tot een totale guerrilla: iedereen moest meedoen in de strijd tegen de Nederlanders. Het was een heftige tijd, vertelt pak Edi.
En nu zit hij dus in de Molukken en voelt zich er gelukkig. Hij vindt het ook mooi om zijn verhaal te hebben verteld aan een Nederlandse onderzoeker. Ter afsluiting van het interview maak ik enkele foto’s van pak Edi. Even wachten zegt hij, en gaat naar binnen om zijn veteranenuniform aan te trekken. Ik moet de foto maar vanaf zijn middel nemen want hij heeft niet zijn officiële pantalon aan. Als ik klaar ben, neemt zijn zoon er nog een van ons samen. Pak Edi is niet tevreden: dat moet anders. Nog één zegt hij tegen zijn zoon. Hij pakt mijn rechterarm en laat mij een vuist maken. Ook hij balt zijn vuist en terwijl zijn zoon de foto neemt glinsteren zijn ogen: hij heeft ons samen strijdbaar laten vereeuwigen.